In 1930 werd het Comité International d'Histoire de l'Art (CIHA), geaffilieerd bij de UNESCO, te Brussel opgericht. Het heeft tot doel de studie van de materiële en immateriële cultuur in haar universele diversiteit te bevorderen onder meer door om de vier jaar een wereldwijd congres over kunstgeschiedenis te organiseren.

Het CIHA verklaarde in 2011 de zetel van België vacant. Het jaar nadien werd de Academie officieel erkend als ‘Belgisch Comité voor Kunstgeschiedenis’(BCK - CBHA), omdat de doelstellingen van de Academie volledig samenvallen met deze van het CIHA en zij, als nationale vereniging, vertegenwoordigers van uitstekend wetenschappelijk kunsthistorisch onderzoek van heel België samenbrengt.

Daarop werden de statuten van de Academie aangepast door het inlassen van artikel 19bis waarin vermeld wordt dat zij voortaan de functie van ‘Belgisch Comité voor Kunstgeschiedenis’ opneemt en dat zij daarvoor twee leden aanstelt die haar zullen vertegenwoordigen bij het CIHA. De vertegenwoordigers zijn op dit ogenblik de heren O. Kik en D. Vanwijnsberghe, hun plaatsvervangers zijn mevrouw A. De Poorter en de heer P.-Y. Kairis.

Het engagement van de Academie binnen het CIHA vond een eerste erkenning in de benoeming van de heer J. Vander Auwera van 2016 to 2024 als ondervoorzitter van het bestuur van het CIHA.

De Academie heeft aan Dhr. J. Vander Auwera de verantwoordelijkheid gegeven om in 2030 een tussentijds congres van het CIHA te organiseren en dit naar aanleiding van de tweehonderdste verjaardag van België.